Een ochtend in april. Net opgestaan, dus nog met naar binnen gekeerde blik, werk ik mij door de aaneenschakeling van ochtendrituelen. Vertraagd vangen de zintuigen aan met registreren, zodat het even duurt eer het gehoororgaan een ongewone vogelroep meldt. Het komt van ergens buiten. Het zijn luide melodieuze frasen die wel vaag bekend voorkomen. Er waren de afgelopen dagen telefoontjes van buren over een rare vogel. Ze waren vergezeld van een zodanige beschrijving dat ik het schepsel voorlopig in de rubriek ‘exoot’ had gezet. Juist, naar nu bleek. Een inventariserende blik naar buiten leverde namelijk een nieuwe tuinsoort op, een Roodoorbuulbuul, parmantig gezeten op het gazon, gelijk een politicus boordevol zelfoverschatting. De vogel liet zich dan ook door de leden van het standaardgezelschap tuinvogels geenszins de kaas van het brood eten. De buulbuul en diens roep openden een luik naar Zuidoost-Azië, naar Myanmar, waar deze soort voor autochtonen wél tot het standaardpakket van tuinsoorten behoort. Met bril- en baardvogels en andere fijne Zuidoost-Aziatische soorten vormen ze de jachtbuit van met katapulten rondschuimende schelmpjes. Behalve afkeer van hetgeen ze verrichtten, verwierven ze eerlijk gezegd soms ook wat respect. Want hoeveel bedrevenheid is er niet nodig om met zulk schiettuig op tenminste vijftien meter afstand een door een struik kwikzilverende Kleine Vliegenvanger te bemachtigen? Die jongetjes flikten hem dat! We zagen het gebeuren langs de Nam Sam Chaung, een zijrivier van de Irrawaddy, in Kachin State (semiautonome provincie van Myanmar, red.). Hoe ik daar verzeild geraakt ben? Geboeid door de zo’n zeventig jaar geleden voor het laatst in levenden lijve waargenomen Pink Headed Duck, had Joost van der Ven bedacht dat deze Rozekopeend nog te vinden kon zijn in Kachin State. Als gevolg van militaire en politieke woelingen was daar in eveneens zo’n zeventig jaar niet behoorlijk naar vogels gekeken. Trouwens, er is nog deining waardoor men er moeilijk in komt. Joost lukte dat wel, waardoor hij, John Howes en ik in januari 2000 op de Irrawaddy voeren, een belevenis die deze tocht moeiteloos toevoegde aan de lijst van oorden op deze wereld, waaraan men vaak en hevig terugdenkt.