Als u in de winter een vogeltje met opgebolde veren ziet zitten is het niet erg origineel maar wel voor de hand liggend om van een bolletje veren te spreken. Het vervolg op deze constatering is de vraag ‘Hoe groot is dat bolletje en hoeveel levend vogeltje zit daar in?’ Het is lang geleden dat ik tussen duim en wijsvinger aangaf: ongeveer zo groot. Dat was 58 mm voor een Koolmees. Zo’n mees weegt ongeveer 18 g. Het leek een redelijke schatting dat binnen in de grote bol een levend bolletje zat met een diameter van 3 cm. Van dit modelletje is vrij gemakkelijk uit te rekenen hoeveel warmte het verliest in afhankelijkheid van de luchttemperatuur, zonnestraling, warmtestraling, de wind en het isolerend vermogen van de jas, als je het binnenste bolletje bij voorbeeld op 40° C houdt. Toen ik dat deed bleek de overeenkomst met metingen die langs een andere weg verkregen waren, heel goed te zijn. In de literatuur zijn veel gegevens te vinden over het energiegebruik van rustende vogels, afgeleid van het zuurstofgebruik (Kendeigh et al. 1977). Met mijn sommetje kreeg ik een uitkomst die aardig overeenkomt met wat van de Koolmees vermeld wordt.