Er gaat bijna geen dag voorbij of de media peperen het publiek in dat de wereld een tekort aan energie te wachten staat. In het rijtje aangedragen oplossingen staat ook meer gebruikmaken van windenergie. Omdat het in Nederland vaak veel waait, kwam de overheid met een plan het geïnstalleerde vermogen dat windturbines opleveren, te verdubbelen. Dat gaf discussiestof bij karrevrachten. De publicatie van het plan leverde dagenlang krantekoppen op die varieerden van: ‘windmolens zijn lelijk, duur en leveren niks op’ tot ‘zonder windmolens zal het echt niet gaan’ en ‘windmolenpark bij IJmuiden’. Na de onderzoeken van Joke Winkelman rond 1990 en de heisa rond de plaatsing van windmolens op de Afsluitdijk lijkt, anders dan over de grenzen, in Nederland het onderwerp ‘windturbines en vogels’ onderbelicht te blijven. In bijna ieder nummer van ‘British Birds’ is er aandacht voor ‘windfarms’ in relatie tot de schade die deze berokkenen aan vogels of, naar gevreesd wordt, gaan berokkenen indien een idee voor plaatsing zal doorgaan. De aandacht die British Birds besteedt aan het onderwerp, heeft in de eerste plaats te maken met de ook bepaald niet kinderachtige plannen voor bouw van windturbineparken op de Britse eilanden, plannen die zich bij voorkeur richten op Schotland en de noordelijke archipels. De oppositie kwam pas goed op gang toen in 2005 een voorstel werd gelanceerd 234 windturbines neer te zetten op Lewis, één van de eilanden van de ‘Western Isles’. De Royal Society for the Protection of Birds (RSPB), de Britse vogelbeschermingsorganisatie, tekende bezwaar aan en het welles-nietes ving aan. In 2006 zette de RSPB het Lewis-windturbineproject op de Brusselse agenda. Voorjaar 2008 was er nog geen kijk op wanneer de ‘Lewis windfarm’ er gaat komen, ja, zag het ernaar uit dat het project zal worden afgeblazen.