De vergelijkende studies aan de vier ondersoorten van de Waterral (De Kroon 1991, 1993) waren de aanleiding om te komen tot een moleculair en genetisch onderzoek aan de Waterrallen die broeden op het Europese continent, in West-Siberië en in Midden-Azië (Rallus aquaticus aquaticus en Rallus aquaticus korejewi) en in Oost-Azië (Rallus aquaticus indicus). Uit de studie kwam de veronderstelling voort, dat door de opmerkelijk afwijkende uiterlijke kenmerken van de Oost-Aziatische populatie, die populatie wel eens een aparte soort zou kunnen zijn: Rallus indicus. Dit is al in 1849 vastgesteld door de Engelse bioloog Edward Blyth, voor Bengalen (Oost-India en Bangladesj). In die tijd werden nog niet zo zeer onder-soorten of geografische vormen onderscheiden.