‘Wij willen wel eens wat anders zien dan weilanden met Hollandse koeien en Kieviten,’ klonk het ten huize van de auteur. In deze aan mij gerichte beschuldiging verschool zich een grond van waarheid. Werd een voor de vakantie klaargemaakte auto buiten gereden, dan keerde deze spontaan de neus naar het noorden. Maar op die ochtend in mei 1999 kreeg ik hem toch – met enige tegenzin – in zuidelijke richting gekeerd. Doelen van de reis waren de vogelrijke militaire kampen bij Reims en een verkenning van de Argonstreek. Beide doelen lagen in Frankrijk. Als tijdelijke uitvalsbasis was gekozen voor een vakantiehuisje in Ethe in Belgisch Lotharingen. Op de heenreis verlieten we bij Léglise de autobaan in de richting van Arlon. Daarna reden we langs secundaire wegen verder. Het begon al goed met twee mannetjes Goudvink, rondscharrelend in de wegberm. Voor mijn niet zo fanatiek als ik vogelend gezelschap was het schouwspel een openbaring van schoonheid. De streek bood mooie uitzichten. Wij reden langs weilanden met Waalse koeien, maar zonder Kieviten.