Boerenzwaluwen zijn zomergasten, een groep waartoe regelmatige broedvogels behoren die in de winter niet, of slechts incidenteel voorkomen. Voedselgebrek dwingt ze het broedgebied te verlaten en op weg te gaan naar hun jaarlijkse winterkwartieren. De overwinteringsgebieden bevinden zich hoofdzakelijk in West- en Centraal-Afrika in een areaal dat globaal ligt tussen Ivoorkust en Angola. Onder normale omstandigheden arriveert het leeuwendeel van de Boerenzwaluwen hier weer in april en mei. Hoe groot de aantallen zijn die dan terugkeren uit het overwinteringsgebied is afhankelijk van het aantal dat kans heeft gezien om in leven te blijven. In droge jaren met weinig voedsel kan – vooral bij jonge vogels – zeer veel sterfte optreden. Ook kan dat de rui beïnvloeden (Moller 1989, Van den Brink et al. 1997, 2000). Na aankomst gaan zij op zoek naar een geschikte nestelplek, die voor broedparen uit voorgaande jaren veelal dezelfde is. Vanaf september gaan de meeste Boerenzwaluwen al weer op trek, maar er zijn er ook die al vroeger gaan. In november worden zij hier en daar verspreid over het land toch nog wel gesignaleerd.