Ieder voorjaar is het vanaf eind maart reuze spannend of de Boerenzwaluwen weer bij ons terug zullen keren, en zo ja, ‘wie’! Sommige individuen zijn door gedrag en kleine, uiterlijke kenmerken van andere te onderscheiden. Zo ook een boerenzwaluwmannetje dat het vorige broedseizoen tijdens een territoriumgevecht in onze schuur zijn linkervleugel had geblesseerd. De vleugel herstelde zich maar bleef iets afhangen. Omdat de trek een zware, uitputtende onderneming is die vele slachtoffers eist, waren mijn man en ik erop voorbereid dat we dit plaatstrouwe mannetje niet in de carport terug zouden zien; al vijf seizoenen had hij daar een flink aantal broedsels grootgebracht met twee verschillende vrouwtjes. Het desbetreffende voorjaar gaf hier, evenals in zuidelijker regionen, een sterk wisselend weerbeeld te zien en pas halverwege april arriveerde het eerste mannetje. Tegen de avond zat hij eindelijk eens stil op de waslijn en konden we hem goed bekijken: het linkervleugeltje hing iets af! Nee maar, het wás ‘m! Wát een prestatie, wát een sterk, slim diertje. Wat een held! Nadat het vrouwtje was gearriveerd, gingen ze vlot van start met het restaureren van hun nest in de carport, legde het vrouwtje vier eitjes, broedde drie weken en toen volgde de boeiende periode van het voeren en opvoeden van de kuikens. Verdekt opgesteld sloeg ik vanachter een auto het voeren van de nog piepkleine jongen gade. Dat gaat de eerste dagen zeer behoedzaam en daardoor in een traag tempo. Af en toe wordt een wit ‘luierzakje’ door de ouders meegevoerd en een stuk verder in de tuin gedropt. Gedurende de dag zijn er piek- en daluren en door het fenomeen jaar in jaar uit waar te nemen herken je – afhankelijk van de weersomstandigheden – een bepaald patroon.