Woensdag 15 juni 2011 was geen beste dag. Staatsbosbeheer kreeg een gebied toegeschoven waarin ik redelijk thuis ben. Om over de aanwinst te praten, was ik die dag uitgenodigd op het regiokantoor. Dat werd geen opbeurend gesprek, waarbij ik moest denken aan die boer in Noord-Drenthe. Deze verkeerde in de veronderstelling dat zijn land onder bewind van Staatsbosbeheer beschermd zou gaan worden. Daarom had hij testamentair laten vastleggen dat zijn terreinen naar die lieden zouden gaan. Toen hem bleek dat Staatsbosbeheer voornemens was zijn land voor Jan en Alleman open te gooien, ontstak de man in woede en vernietigde hij zijn wilsbeschikking. Die woensdagmiddag paste in dat scenario. Van de zijde van de gesprekspartners geen woord over het te voeren beheer, maar alleen over plannen hoe het gebied te ontsluiten voor het publiek, dus over nieuw aan te leggen paden en over bebording. Daarbij werd mij een paar maal verzekerd ‘dit is onze opdracht’ en vielen de woorden ‘draagvlak’ en ‘gastheerschap’ te beluisteren. Een vriend werkt aan een verklarende woordenlijst van het bij natuurterreinbeheerders en overheid gebezigde jargon. Volgens die lijst wordt met ‘draagvlak’ bedoeld de betalende leden, de consumenten en met ‘gastheerschap’ klantvriendelijke exploitatie van de natuur.