‘Heb je zin om eens een Wielewaal goed en lang te observeren?’ vroeg mijn vriend tijdens ons telefoongesprek. Hoewel het naar hem wel een poosje rijden was ging ik op zijn verzoek in. Als vogeltekenaar ben ik altijd te vinden voor een uitstap naar vogelsoorten die zich optimaal vertonen. Alleen de verstrekte raad om slechte kleding aan te trekken was me niet direct duidelijk. De actie speelde zich niet zo ver verwijderd van zijn woonplaats en aan de rand van een uitgestrekt bos af. We baanden ons een weg door de lage begroeiing tot op een open plek. ‘Leg je hier maar neer op de grond tegen die omgevallen boomstam aan want een Wielewalen-observatie zorgt meestal voor verkrampte nekspieren’ was het advies. Na een tijdje vooral stil liggen wachten hoorden we de vogel zingen. Zingen is wel een groot woord voor een geluid dat meer lijkt op dat van een panfluitspeler die maar enkele muzieknoten kent. Zowel het mannetje als het vrouwtje lieten zich goed zien en zo was dit voor mij de beste observatie van deze soort ooit. Vanuit deze wat oncomfortabele positie trachtte ik mij een beeld te vormen hoe de vogels ons van uit de boomkruinen zagen: twee liggende figuren gekleed in groene jassen, de hoofden rustend op een boomstam en beiden voorzien van twee grote ogen (de kijkerobjectieven). Dergelijke onverwachte telefoontjes maakten al jaren deel uit van onze vriendschap. De toon in zijn stem verraadde soms enig ongeduld al werd er eerst over de dingen des levens gepraat. Ik wist al wat komen zou wanneer hij plotseling het drieletterwoord ‘zeg’ gebruikte. In een boek, een tijdschrift of tijdens het bekijken van een natuurfilm op de televisie had hij dan een vogelsoort gezien waarin hij dan maniakaal in geïnteresseerd geraakt. Na raadpleging van de nodige literatuur werd ik dan als laatste ingeschakeld om aan zijn soortgebonden adoratie te voldoen. Zo ben ik al mee al op sleeptouw genomen om soorten als Roodkeelduiker, Ijseend en Purperreiger te gaan zien. Alleen een zoektocht naar Dwergganzen leverde niets op en speurwerk naar Porseleinhoen en Waterrietzanger werd, ondanks enig tegen stribbelen, door mij afgeraden. Het is ook niet zo eenvoudig allemaal. Wil je morgen het tweede pianoconcert van Chopin horen koop je een cd en – wordt de drang om een bepaald kunstwerk te zien onhoudbaar – dan zijn er de musea. Maar vogels zijn – met uitzondering van witte duiven – niet zo maar uit een hoge hoed te toveren. Ik vergezelde hem graag op zijn tochten. We deelden de onkosten en na afloop stond zijn vrouw erop dat ik me met hen aan de rijkelijk met spijzen gevulde tafel zette. Tijdens het voorjaar van 1999 kreeg hij me zo gek om mee te gaan op ontdekkingsreis naar Waterspreeuwen. De door mij aangeraden plaatsen voor deze soort in de Belgische Ardennen werden afgewezen. Mijn vriend had van iemand vernomen dat zich in het plaatsje Untermaubach in Duitsland een Waterspreeuwen-eldorado bevond. Aan een brug met een groene ijzeren leuning moesten we zijn; je kan er de vogels bijna aanraken was er nog bij gezegd. Ons reisdoel lag op een vijfentwintig kilometer van Aken en – met altijd wel een nerveuze Duitser aan onze achterbumper klevend – bereikten we Untermaubach. De naam beloofd meer dan het omvat, zoals Vrouwenpolder in Zeeland. De brug bleek alleen een groene ijzeren omheining naast de weg te zijn. Het riviertje de Roer stroomt hier nogal breed langs met in zijn loop veel rotspartijen. Wij stelden ons op en wachten af. De Waterspreeuw schitterde door zijn afwezigheid. ‘Ik zie die spreeuw zo in mijn gedachten over de stenen en onder water lopen’ zei mijn vriend, maar daar bleef het voorlopig bij. Ik had de vogel zo al eens aan de Lesse (Belgische Ardennen) gezien, maar hield dit even voor mij. Tijdens het wachten toonde hij mij zijn nieuwe veldgids waarvan hij ineens twee stuks had gekocht. Eén voor thuis en één voor op het werk. ‘Wat doe je nu met een vogelgids op het werk,’ vroeg ik? ‘Voor als ik naar de vogellijn bel en wil zien om welke vogel het gaat,’ was het antwoord. ‘De vogellijn mag alleen gebeld worden als je er op uit kunt trekken anders riskeer je een ganse dag te balen,’ had ik hem al meermaals aangeraden.