Op 18 juli j.l. had ten kantore van de Ned. Ver. tot Bescherming van Dieren te ’s-Gravenhage een bespreking plaats naar aanleiding van de grote bestrijdingscampagne van zilvermeeuwen. Hierbij waren behalve Dierenbescherming (Dr. Mr. W. Hugenholz, G. Nieuwenhuijsen, K. Visser), Politie-Dierenbescherming (W. de Jongh), en „Covavo” (S. Kooistra, T. Tieleman) ook d Ned. Ver. tot Bescherming van Vogels (Dr. G. A. Brouwer, J. J. Zweeres), Staatsbosbeheer (Dr. M. F. Mörzer Bruijns), Commissie voor Faunabescherming (H. H. Buisman) alsmede G. F. Mees biol.drs. en J. Taapken aanwezig. In 1954 werden 8000 en in 1955 10.000 volwassen zilvermeeuwen gedood voornamelijk door vergiftiging. Tevens werden legsels geraapt, geschut en bespo ten. Vele jongen werden gedood. In 1956 werden volgens voorlopige opgaven reeds 5000 volwassen zilvermeeuwen gedood. Eerste drie genoemde instanties drongen aan op onmiddellijke stopzetting van het vergiftigen van zilvermeeuwen met strychnine. Men meent met het rapen, schudden en bespuiten der eieren het aantal vogels onder controle te kunnen houden. Men is het eens geworden te zullen proberen dat de vergiftigingscampagne ná 1956 niet voortgezet behoeft te worden.