Ofschoon de appelvink in het oostelijk deel van ons land niet zo sporadisch is, hoor je herhaaldelijk van bezoekers als ze mijn koppel appelvinken zien zitten — ook als het mensen betreft, die in de vrije natuur niet direct onbekenden zijn —: „Is dat nu een appelvink?” of zelfs; „Is dat een inlandse vogel?” Waarschijnlijk vindt dit zijn oorzaak in de grote schuwheid en het teruggetrokken leven, dat deze vogel leidt. Ook zal het ontbreken van een typische zang het zijne daar wel toe bijdragen. De enige vocale prestatie van het dier heeft grote overeenkomst met het schrille merelgeluid, dat men onophoudelijk hoort, waar merels plegen voor te komen. Zelfs voor mij, die geregeld de appelvinkenroep van nabij hoor, is een onderscheiding met het merelgeluid nog steeds moeilijk. Hierdoor valt de aanwezigheid van deze uitzonderlijke vink haast niet op.