De Zwitserse Vogelwacht besloot pogingen aan te wenden, die ertoe zouden leiden, dat de Ooievaar zich weer in hun land zou vestigen. Hoe dit te doen? De resultaten van het onderzoek, dat had plaats gehad, wezen een weg. Op grond van het ringonderzoek is bekend, dat er twee z.g. ooievaar-„volken” zijn, een oostelijk met broedplaatsen in Oost-Europa en Rusland en een westelijk, dat woonachtig is in midden-Europa. De beide volken gebruiken verschillende trekroutes en betrekken verschillende winterkwartieren. Het oostelijke trekt over Klein-Azië, Palestina naar het Nijldal en vandaar Zuidwaarts tot aan de Zuidpunt van Afrika; het westelijke daarentegen trekt over Gibraltar, maar trekt niet over Centraal-Afrika naar het zuiden. Daaruit blijkt, dat voor een vestigingspoging de herkomst van de ooievaars, — waarmee men de poging onderneemt —, niet onverschillig is. Verder was het resultaat van het ringen, dat verreweg de meeste ooievaars, nadat zij voortplantingsrijp geworden zijn, gaan broeden in een gebied, dat slechts enkele kilometers van hun eigen geboorteplaats ligt. Tenslotte weten we nu ook, dat de ooievaar met grote taaiheid en jaren aaneen vasthoudt aan zijn eens gekozen broedplaats. Op deze feiten wordt de poging tot vestiging van de ooievaar gegrond. Sedert 1948 worden in Altreu bij Solothurn door een medewerker van de vogelwacht ongeveer 20 ooievaars in een afgesloten terrein gehouden, die zich daar voortplanten en hun jongen zo natuurlijk mogelijk moeten opvoeden. De bedoeling is, de jongen nu en dan vrij te laten vliegen dus ook naar hun winterverblijf te laten trekken en men hoopt, dat wanneer zij broedrijp zijn, d.w.z. vier a vijf jaar oud zijn, zij één der rondom Altreu voorbereide kunstmatige nesten als woonplaats zullen uitzoeken. Of de actie lukt, is nu nog allerminst te berekenen, want tot het verkrijgen van tastbare resultaten moet men ruim 20 jaar onderzoekingen hebben gedaan. Over de nauwe betrekkingen tussen onderzoek der vogelwacht en vogelbescherming, zou een boek te schrijven zijn. Laat voor ons dit ene voorbeeld voldoende zijn. Het mooie van het werk der Zwitserse vogelwacht ligt hierin, dat zij niet alleen afzonderlijk voor zichzelf werkt, maar als centrale de werkzaamheid van honderden Zwitserse ornithologen coördineert en stimuleert. Anderzijds wordt zij door al deze vrijwillige helpers voortdurend van materiaal voorzien uit alle delen van het land. Zij onderscheidt zich ook daarin van de meeste wetenschappelijk instituten van Zwitserland, dat 80 % van haar jaarlijkse bedrijfsmiddelen van particuliere zijde wordt opgebracht. Een belangrijk deel van haar financiële lasten draagt de „Vereniging van vrienden van de Vogelwacht”, die nu rond 3000 leden telt en waarvan iedereen lid kan worden. Naar een artikel van Diethelm Zimmermann in de Neue Zürcher Zeitung.