Hier ligt het diertje nu op m’n prepareertafel, de borst ontveld, de hals geheel opengescheurd, als slachtoffer der menselijke techniek. Het mooie verenkleed met de overlangse strepen op de rug en de gemarmerde borst en flanken, nat en verfomfaaid, ’t Mooie donkere oog gebroken. De lange snavel wat geopend, daaruit de puntige tong. Goed kan ik nu het gegroefd en geribbeld eindpunt van de sneb zien. Waar kwam jij vandaan? Hoog boven uit Noorwegen of uit de Finse toendra’s? Het zal voor mij een raadsel blijven.