Tussen 3 en 7 Februari ’54 vond de heer A. van der Houwen in de Leidse Hout te Leiden 55 dode Koperwieken en 40 stuks in de omgeving (t.w. „Oud-Poelgeest 1 ex., „Bos van Wijkerslooth” 2 ex,, Warmond 37 ex.) en de Heer C. Bas 7 dode ex. in de Leidse Hout op 6 Februari 1954. Van deze vogels kon ik 33 ex. wegen. Het gemiddelde gewicht van 31 vogels was 38.6 gram. De drie zwaarste wogen 44.- 43.5 en 42 gram, de drie lichtste ex. waren alle 35.- gram. Bij dit gemiddelde berekende ik niet twee zwaardere vogels van 58.- en 49.- gram. Wellicht zijn deze door andere oorzaken dan alleen honger omgekomen. Niethammer (1937) geeft in het „Handbuch der Deutschen Vogelkunde”, Band I, p. 369 als gewicht voor 53 ♂ ♂ en ♀ ♀ , 47 tot 77 gram op, met een gemiddelde van 60,3 gram (Weigold). De door de heren Bas en van der Houwen gevonden dode Koperwieken bleken ver beneden dit gemiddelde te wegen. De Koperwieken sliepen tot het begin van de vorstperiode tussen duizenden Spreeuwen in het „Bos van Wijkerslooth” te Oegstgeest en verspreidden zich overdag tot enkele km. in de omgeving om voedsel te zoeken.