Toen ik verleden jaar ontdekte, hoe je de reigers de hongerdood kunt besparen, heb ik niet kunnen dromen, dat het reigers voeren zo’n succes zou kunnen hebben. Uiteindelijk waren ze zo mak, dat ze het voer als het ware vlak achter mijn voeten wegpikten. Ik ontdekte die voermogelijkheden trouwens pas, toen een van mijn leerlingen met een enorme koeienlong aan kwam dragen. Die long sneden we aan stukken en gooiden hem langs een rietschoot, waar voortdurend een vijftiental reigers zat. (Het waren er achttien geweest, maar drie waren er intussen gestorven). Toen gingen we visafhal halen, emmers vol en ook dat gooiden we er neer. Een enkele keer gebeurde het wel, dat er geen visafval was; dan vilden we wat dood gevonden eenden, meerkoeten of futen en ook dat ging erin als koek! De vijftien reigers hebben we in leven kunnen houden. Dit jaar hadden we zelfs enige tijd 25 reigers bij elkaar en bij mijn weten leven ze nu nog. Alleen de meeuwen waren wel eens lastig: die pikten te veel weg van wat voor de reigers bestemd was. Die witbuikige schreeuwers scharrelen hun kostje heus wel ergens anders op! Later maakten we gebruik van een prettige meeuweneigenschap.