Het was in februari 1974 in een schooltje in het dorp Noordwijk. Een aantal zeetrekwaarnemers, tot dan slechtsofficieus verenigd, besloot in een vergadering de Club van Zeetrekwaarnemers op te richten in de vorm zoals wij er nu mee vertrouwd zijn. Reeds bij deze historische gebeurtenis werd door één der aanwezigen, een roepende in de woestijn, serieuze aandacht gevraagd voor de registratie van de algemenere meeuwen, omdat deze de meest karakteristieke vogels van ons kustgebied zijn en omdat juist bij deze vogels het registreren van de leeftijdsverhoudingen in de diverse tijden van het jaar zo goed mogelijk is. Drie jaar heeft het moeten duren, voordat in de seizoensverslagen regelmatig gewag wordt gemaakt van in ieder geval Grote- en Kleine Mantelmeeuw, Stormmeeuw en Kokmeeuw. Dit was het gevolg van een onderlinge afspraak van een kleine groep waarnemers van de Hondsbossche. Zilvermeeuwen zijn hier nooit systematisch geteld, omdat vrijwel altijd ter plaatse fouragerende of rustende en heen en weer vliegende vogels het beeld zodanig beïnvloeden dat een zinnige telling van trekbeweging onmogelijk is.