Over de ornithologie van de open Noordzee is nog dermate weinig bekend, dat de status van pelagische zeevogelsoorten veelal slechts omschreven kan worden in termen van kust-waarnemingen. Dit leidt tot de vraag in hoeverre de statusaanduidingen van zulke soorten in de Avifauna van Nederland (Commissie voor de Nederlandse Avifauna, 1970; verder AvN) realistisch zijn. Op grond van gegevens over 4½ jaar verzameld op posten langs de Nederlandse kust door de Club van Zeetrelwaarnemers (CvZ) kon Van Dijk (1977) concluderen dat in de omschrijving van de status van een aantal min of meer pelagische zeevogelsoorten in de AvN wijzigingen noodzakelijk zijn. Dit bleek onder meer het geval voor de Noordse Stormvogel (verder:NSv). Van Franeker (1979) ging in zijn publicatie over de NSv in Nederland eveneens uit van kustwaarnemingen: balgenmateriaal van op de Nederlandse kust aangetroffen vogels en CvZ-gegevens. Een samenvatting van gegevens over op de Nederlandse kust aangespoelde NSv’s in de periode 1969-1980 is gepubliceerd door Van de Ende (1981). De NSv is ongetwijfeld de talrijkste en meest wijd verspreide Procellariiform van de Noordzee. De conclusie van Van Franeker(1979,p.51) dat de NSv het gehele jaar door ongeveer even talrijk is op de zuidelijke Noordzee, met wellicht een kleine piek in de winter, was niet gebaseerd op vergelijkend onderzoek op zee, en is zodoende aanvechtbaar.

Mededelingen van de Club van Zeetrekwaarnemers

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Nederlandse Zeevogelgroep

Ruud van Halewijn, & R. van Halewijn. (1982). Noordse Stormvogels Fulmarus glacialis op de Nederlandse Noordzee fulmars Fulmarus Glacialis in the dutch North Sea. Mededelingen van de Club van Zeetrekwaarnemers, 5(2), 9–20.