1. J. van Dijk : Vergelijking der telesultaten van zeetrekstations in het (samenvatting door de spreker.) Telresultaten van zeetrektellingen worden door veel faktoren beïnvloed. Van belang is de positie van de telpost: beschutting, hoogte ten opzichte van het zeeniveau, op een havehhoofd of met een breed strand in het blikveld. Van grote invloed is eveneens de kwaliteit van de waarnemer: ervaring in het waarnemen van vogels boven zee, ervaring met moeilijke soorten, opmerkzaamheid en uithoudingsvermogen. Door deze variabelen is het dikwijls al erg moeilijk om gegevens van verschillende telposten en verschillende waarnemers met elkaar te vergelijken. De problemen worden nog vergroot door de verschillen in verslaggeving. Soms wordt niet vermeld op hoeveel teluren het verslag betrekking heeft; een andere keer wordt niet meegedeeld hoe de teluren over de verslagperiode zijn gespreid. Dikwijls wordt over dagtotalen gesproken zonder dat duidelijk is, of in deze gevallen gedurende de gehele daglichtperiode werd waargenomen. Het moge duidelijk zijn, dat bij het maken van vergelijkingen het nodige voorbehoud gemaakt most worden. In het zuidelijke Noordzeegebied werd in de jaren zeventig het meest intensief geteld bij Blavandshuk (Denemarken), Filey Brigg (North Yorkshire, Engeland), Dungeness (Kent, Engeland), Cap Gris Nez (Frankrijk) en langs de Nederlandse kust. Voor wat het voorjaar betreft is nog onvoldoende bekend van Blavandshuk en Filey Brigg. Veel soorten die in het voorjaar talrijk langs Dungeness trekken, zijn bij ons talrijker bij de Hondsbossche dan bij Scheveningen (duikers, kleine futen, Zwarte Zeeëend, noordse dief, Grote Stem, Kleine Jager). Dit geldt slechts voor enkele soorten die talrijk langs Cap Gris Nez trekken (Jan van Gent, Grote Zeeeend). Opvallend talrijk langs de Nederlandse kust zijn Kanoetstrandloper, Zilverplevier en Bontbekplevier. In de tweede helft van het jaar worden de meeste duikers bij Blavandahuk waargenomen. Pijlstormvogels en Noordse Stormvogels zijn het talrijkst bij Filey Brigg. Bij Cap Gris Nez worden af en toe grote aantallen Grauwe Pijlstormvogels waargenomen, maar Noordse Stormvogels zijn daar, evenals bij Dungeness, schaars. Jan van Genten verschijnen bij Blavandshuk vooral bij westerstorm. Het meest regelmatig passeert deze soort bij Cap Gris Nez. Bij deze post worden in het najaar ook veel jagers, sterns, Dwergneeuwen, Drieteenmeeuwen en ‘alk/zeekoeten’ waargenomen. De Nederlandse kust valt op door de grote aantallen Grote Sterns en noordse dieven. Bij invallende vorst zijn de aantallen Futen langs de Nederlandse kust veel groter dan elders in het zuidelijke Noordzeegebied. 2. F.H. Jansen : Weer en trek FHJ gaf een overzicht van zijn werk aan de relaties tussen wind en zichtbare vogeltrek. De gegevens hiervoor werden geleverd door de Zeetrekwaarnemers Scheveningen (ZWS); ook werd gebruik gemaakt van dagelijkse weerkaarton van het KNMI. Voor de gegevensverwerking werd een computer gebruikt. D.m.v. statistische analyse kon FHJ bij vele Boor-on een significants correlatie treksterkte/windrichting aantonen. Zijn onderzoek naar de relatie treksterkte/windkracht bevindt zich nog in een vroeg stadium. Tot nu toe werd door hem een achttal voorlopige modellen opgesteld ter verklaring van een aantal wind-trek patronen. FHJ hoopt via verwerking van gegevens van andere telposten (Hbz) en door h et onderzoek over een langere periode voort te zetten, geleidelijk tot verfijning en uitbreiding van bovengenoemde wind-trekmodellen en andere resultaten te kanen; ook wil hij in de toekomst de invloed van andere weervariabelen zoals bewolkingsgraad en luchtdrukverdeling bij zijn onderzoek gaan betrekken. 3. F.H. Jansen : Franklins en Ringsnavelmeeuw Met behulp van vele dia’s besprak FHJ problemen bij de identificatie van de in de titel genoemde Amerikaanse meeuwensoorten. Aanleiding hiertoe vormden de recente waarnemingen van Franklins Meeuw en Ringsnavelmeeuw voor de kust bij Scheveningen. Bij de Ringsnavelmeeuw spitste zijn betoog zich vooral toe op de verschillen tussen onvolwassen exx. van deze soort en onvolwassen Stormmeeuwen. (Dat kennis van de kenmerken van de Ringsnavelmeeuw ook voor Nederlandse waarnemers geen overbodige zaak is, bewijst het novembernummer van dit jaar van ‘British Birds’: het Rarities Comittee wordt de laatste jaren geconfronteerd met een vloed van geclaimde Ringsnavels.-FvdM)