Wanneer je veel in het veld zit, kun je situaties tegenkomen waarbij je voor een dilemma komt te staan: ingrijpen of niet. Enkele voorbeelden: In de zomer van 1993 hadden jonge Boomvalken het erg moeilijk. Het regende zo ongeveer aan een stuk door bij een lage temperatuur. Bij nestcontroles zaten de jonkjes kouwelijk tegen mekaar aangekropen. Hun gewicht nam af en ze leden zichtbaar. Bij een van de onderzochte nesten stierf het kleinste jong. De twee oudste kwamen er na een paar zonnige dagen weer bovenop. Rob Bijlsma koos ervoor om de natuur z’n gang te laten gaan en alleen te registreren en vast te leggen. Ander voorbeeld: zoals het er nu naar uit ziet leggen een flink aantal jonge, muizenetende, roofvogels en uilen het loodje door een combinatie van een extreem nat, koud en winderig voorjaar en een laag (veld)muizenaanbod. Onder onze ogen verhongeren ze. We laten het gebeuren en gaan niet met een zak gehakt of eendagskuikens op pad om de jongen bij te voeren. 1994 zal te boek komen te staan als een slecht jaar voor veel roofvogels en uilen. Het zij zo! Volgend jaar is de situatie mogelijk beter en trekt de stand weer aan. Hetzelfde geldt voor het ogenschijnlijk wrede gedrag van het oudste buizerdjong t.o.v. de jongere nestkuikens (zie artikel Rob Bijlsma elders in dit nummer). Als een miniatuurmonstertje hakt het oudste donsballetje tot bloedens toe op zijn nestbroers of -zussen in. Het kleinste jong is er soms ellendig aan toe: kop en rug kaalgepikt en onder het bloed. Medelijden met het kleintje ligt op de loer. Ook in dit geval wordt niet ingegrepen en voltrekt het natuurlijke proces zich op dezelfde manier als wanneer we er geen kennis van hadden genomen. We observeren en registreren, soms vol afgrijzen, soms vol bewondering, maar altijd weer gefascineerd voor hetgeen zich voor onze ogen afspeelt en waarvan we getuigen mogen zijn. Soms kies je ervoor om wel in te grijpen. Een paar jaar geleden trof Rob Bijlsma een wespcndiefjong op het nest aan, waarbij de poten van een kikker aan weerszijden uit zijn bek staken. De poten waren helemaal ingedroogd, het jong zou ze onmogelijk weg kunnen krijgen. Het was geen gezicht. Rob heeft met z’n hand over z’n hart gestreken en een goede daad gedaan: met zijn zakmes het jong van de kikkerpoten bevrijd, in de hoop het dier te sparen voor een wisse dood. Het mocht echter niet baten. Een dag later trof hij hetzelfde jong geplukt op het nest aan: opgevreten door een Havik.