In een poging studie (Biomedische Wetenschappen) en hobby (roofvogels) te combineren, bracht ik een bezoek aan het CDI en de GD. Op het GDI werd ik ontvangen door de heer Zoun die mij begeleidde naar de afdeling pathobiologie, waar de nodige plastic zakken al op de snijtafel lagen. Kort vertelde hij over de procedure, die bij onderzoek naar de doodsoorzaken van roofvogels en uilen ten behoeve van het opsporen van wetsovertredingen gevolgd wordt. De heer Korevaar, die het eigenlijke snijwerk uitvoerde, voegde zich -met assistent- bij ons en vervolgens werd de eerste zak geopend: een veel te mooie Buizerd. Na palpatie van vleugels en poten, volgde een oppervlakkige controle van het verenkleed. Boven het oog werd een bloeding geconstateerd, dus werd het mes erin gezet voor een verdere analyse. De schedel bleek intact, waarschijnlijk was het geen zwaar trauma. Na openknippen van de schedel werd toch een hersenbloeding zichtbaar, maar een abnormale zwelling was niet zichtbaar. Ondertussen vertelde de heer Korevaar over de problemen die bij dit werk komen kijken ten aanzien van het trekken van eventuele conclusies. Was dit trauma nu pre- of postmortaal, of te wel, hoe is het transport verlopen? Vervolgens vond het borst-buik-onderzoek plaats. De borstkas werd blootgelegd, waarna door inschatting van het spier- en vetvolume een globale indruk van de conditie van de vogel werd verkregen. Na wegknippen van de ribbenkast kwamen borst en buikholte vrij. Het geslacht werd bepaald en de individuele organen kwamen aan bod. Eventuele inwendige trauma’s werden vermeld, en organen als lever, darm en maag werden in potjes gedaan voor eventueel verder toxicologisch onderzoek in Deventer. Speciaal de krop en maag kregen nog aandacht in de hoop iets van voedselresten terug te vinden. Een enkele keer worden er blauwe of zwarte korreltjes gevonden die kunnen wijzen op een bestrijdingsmiddel in granulaatvorm, zoals bijvoorbeeld Aldicarb. Na de gegevens van het onderzoek op het inzendformulier genoteerd te hebben en de potjes van de juiste code (CDI-nummer van preparaat) te hebben voorzien, gingen de restanten van het kadaver in de container voor de verbrandingsoven. Na de Buizerd volgden die morgen nog 3 Haviken, 1 Sperwer, 2 Kerkuilen en nog wat geschoten Waterhoentjes. Opvallend vond ik het veelvuldig voorkomen van longoedeem, waarbij in enkele gevallen na insnijden het vocht eruit spoot. Verder viel het mij tegen dat er na dit eerste onderzoek van de zeven roofvogels niet een ’waarschijnlijk vergiftigd’ uit de bus kwam. Geen van de vogels had een (volle) krop en slechts een enkeling had iets in de maag.