Half november kreeg ik het eerste telefoontje. Het was mijn broer, muskusrattenvanger op Tiengemeten. “Je raadt nooit wat we nu op het eiland hebben?” Nee, inderdaad, dat raadde ik nooit. Aan de opwinding in zijn stem hoorde ik wel dat het iets spectaculairs moest zijn. Nu is het waarnemen van een Zeearend, want daar bleek het om te gaan, wat mij betreft ook wel goed voor enige hartkloppingen. Na dat telefoontje werd ik regelmatig op de hoogte gehouden. Helaas was ik zelf niet in de gelegenheid om te gaan kijken. Mijn broer, zoals gezegd rattenvanger, besloot dode muskusratten neer te leggen. De arend liet zich in december bijna dagelijks zien bij het aas. Overigens is het niet zo dat de arend zich had toegelegd op het eten van dode muskusratten. Alleen al in de Griendwei (het gorzengebied op de oostpunt van het eiland) werden op vier plaatsen de plukresten van Brandganzen gevonden.