Ooit behoorde de Grauwe Kiekendief tot de talrijkste roofvogels in Nederland. Boven bloemrijke, zompige hooilanden, heidevelden, moeras- en veengebieden werd zijn ranke gestalte veelvuldig waargenomen, jagend op muizen, jonge vogels en insecten. In het voorjaar en de zomer sierden de blauwgrijze man en zijn bruine vrouw het Nederlandse landschap wanneer ze hier nestelden en hun jongen grootbrachten. In de nazomer werd de verre reis naar de overwinteringsgebieden in Afrika ondernomen. De levensomstandigheden werden minder gunstig toen het ongerepte land moest plaats maken voor de snel groeiende bevolking. Moerassen werden drooggelegd, heidevelden ontgonnen en de verstedelijking nam in hoog tempo toe. Vrijwel alle geschikte leefgebieden verdwenen. Door rationelere landbouwmethoden nam het voedselaanbod verder af. Steeds schaarser werden de waarnemingen van de “Grauwe”. In 1990 werden er nog maar drie broedparen geteld en werd de Grauwe Kiekendief voor ons land als verloren beschouwd.