Op weg naar de stad (Groningen) zag ik op enige afstand iets hevig fladderen in het prikkeldraad. Zo snel mogelijk ben ik gestopt op een parkeerstrook. Een paar honderd meter moest ik teruglopen. Voor mij lag een brede sloot. Ik nam een aanloop en ... sprong er middenin. Kletsnat rende ik verder. Mijn ogen gericht op de Buizerd, want dat was het. Plotseling klapte ik over prikkeldraad. Prikkeldraad uit mijn benen gehaald en eindelijk kwam ik bij de Buizerd aan die nog steeds tekeer ging. Onder het prikkeldraad lag een aangevreten haas. Waarschijnlijk was de Buizerd net zo blind als ik. Er zat een vleugel flink verward in het draad en ik kreeg het absoluut niet los. Dus weer terug en wéér in de sloot gesprongen. Gelukkig was ik met mijn werkbus en had ik dus genoeg gereedschap voorhanden. Gewapend met een ijzerzaag ging ik terug. Nu moet ik even uitleggen waarom ik telkens in de sloot sprong. Op de heenweg moest ik namelijk wat terughoudend springen. Er stond immers prikkeldraad direct aan de overkant. En terug was het ook lastig omdat de wal aan de overkant hoger was. Dus voor de derde keer in het water geplonsd. Maar niet voor niks, want de Buizerd kon bevrijd worden. Na hem grondig te hebben geïnspecteerd, liet ik hem weer vliegen. Ineens hoorde ik “hé, hallo, wat moet dat daar!”. Ik keek verschrikt op en zag een politieauto staan. Door de megafoon hadden ze me toegesproken. Onder het toeziend oog van de politie moest ik weer de plons in het water maken. De agent bleek een goede bekende te zijn en we konden er smakelijk om lachen.