De regen slaat tegen de ruiten, de wind giert om en door het huis. Ik sluit het laatste raampje, zet de kachel wat hoger en kruip achter mijn computer. Lekker warm en droog. Voor de beesten buiten ligt dat anders: zware tijden breken aan. De regen zal ze niet direct deren (door hun vacht of verendek zijn ze goed beschermd), maar het bemachtigen van voedsel is bij slecht weer een stuk moeilijker. Vooral voor onze juvenielen komt het er nu op aan. Hebben ze zich genoeg vaardigheden eigen gemaakt om hun hoofd boven water te houden? We weten dat de helft of meer van de uitgevlogen jongen in het eerste levensjaar het loodje zal leggen. Van enkele van hen heb ik al bericht. Een jonge Buizerd is in de buurt van zijn nest verhongerd aangetroffen. Van een andere Buizerd was maar zo weinig over dat de doodsoorzaak niet meer te achterhalen was. Een juveniele Havik uit de bossen bij Hilversum had meer geluk. De eerste keer dat ik hem zag was tijdens het ringen. Hij stond als jongste van drie pullen op de rand van het nest op bijna dertig meter hoogte, twijfelend of hij de sprong zou wagen. Gelukkig bleef hij boven en kon de klimmer, Harry de Rooij, hem voorzichtig pakken en in de tas stoppen voor de reis naar beneden waar hij geringd zou worden. Precies twee maanden later zag ik hem terug. Hij was in de bebouwde kom van Hilversum tijdens de jacht op een houtduif tegen een ruit gevlogen. Versuft was hij naar het vogelhospitaal in Naarden gebracht; na een korte herstelperiode werd hij weer losgelaten. Ik kreeg nogmaals de kans om hem te meten en te wegen. Hij was goed op gewicht, wat me vertrouwen geeft dat hij voldoende in staat is voor zich zelf te zorgen. Dat een Havik in de stad geen uitzondering meer vormt, kunt u in deze Takkeling lezen in het artikel over de opmars van Haviken in de stad Groningen. Van de kleinere uitvoering van de Havik, de Sperwer, weten al langer dat deze zich goed thuis voelt in de stad (zie elders in dit nummer over Sperwers in Rotterdam). Twee soorten waarvan we ons enkele decennia geleden niet konden indenken dat zij ooit cultuurvolgers zouden worden.