Vanachter mijn computer kan ik genieten van meerkoetpullen en zingende karekieten. Boven de vijver buitelt een paartje Buizerd. Het is half mei en die Buizerds had ik allang op een nest verwacht. Dat zal er dit jaar voor dit stel niet meer van komen. Onder de veldmensen is volop discussie over dat broeden van Buizerds. In sommige regio’s zijn weinig paartjes tot eileg overgegaan en zijn de legsels klein, terwijl in andere delen van het land het er juist goed uitziet en zelfs Buizerds midden in grote bosgebieden grote legsels produceren. Waar vandaan deze verschillen? Zou het te maken hebben met het weer in maart? Na de zachte januari en februari volgde een de ouderwetse maart: vorst en eindeloos veel regen, leder broedseizoen brengt niet alleen nieuwe ervaringen met zich, maar roept ook nieuwe vragen op. Biometrisch onderzoek, altijd al onmisbaar, lijkt daarom in een grillig verlopend broedseizoen extra belangrijk om te kunnen vaststellen wat er precies gebeurt. Ieder jaar is er veel te beleven. Een aantal bijzondere ervaringen uit de praktijk wil ik jullie niet onthouden. Zo zette Daan Buitenhuis bij het ringen van Haviken, op de grond, de vier jongen bij elkaar midden op een trui (een groene WRN-trui). Tijdens het ringen liep één van de jongen naar de rand van de trui, poepte naar achteren en liep weer naar zijn nestgenootjes terug. Keurig opgevoed, of zou het de kwaliteit van het ontwerp van de trui zijn geweest?
Additional Metadata | |
---|---|
De Takkeling | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Werkgroep Roofvogels Nederland |
Hanneke Sevink. (2008). Voorwoord. De Takkeling, 16(2), 99–99. |