“Dekker, loop niet zo stom naar de lucht te kijken!” schreeuwde de sergeant toen ik in mijn peloton dienstplichtigen langs de grote kerk van Amersfoort marcheerde. Het gebeurde meer dan vijftig jaar geleden, maar ik herinner me het voorval als de dag van gisteren. Bij de imposante Dom vloog een dichte klucht duiven en er boven cirkelde een Slechtvalk, klaar voor de stoot. Hoe het afliep ben ik nooit te weten gekomen. Alhoewel er in die tijd nog geen Slechtvalken in Nederland broedden, vormden de vogelrijke Lage Landen van oudsher een zeer geschikt overwinteringsgebied voor noordelijke trekvalken. Die zaten graag op hoge uitkijkposten, zoals kerktorens. Als jonge vogelaar vond ik de binnenstad echter allerminst ideaal voor het observeren van een fascinerende vogel zoals de Slechtvalk. Ik fietste liever door de polders nabij mijn woonplaats Haarlem. Daar nam ik tenslotte voor het eerst waar hoe een valk zijn prooi ving. Tot mijn verbazing verliep dat heel anders dan de typische beschrijvingen in de handboeken. Daarin stond steevast dat deze “edele valk” zijn prooi in snelle vlucht achterhaalde en hem dan, in een steile stoot, een klap met de klauwen gaf zodat het slachtoffer dood of gewond omlaag tuimelde.