Wonend aan de rand van Baam heb ik veel natuur om me heen. Echter, werp ik een blik naar buiten, dan zie ik een kale vijver en kale sloten. Van nature zijn de oevers begroeid met een brede rietkraag, maar de gemeente doet elk jaar veel moeite om vijver en sloten te onderhouden. In de praktijk betekent dit regelmatig maaien van het riet, met als doel een strakke vijver te krijgen. Na jaren van gesteggel begrijpt de gemeente dat het maaien van het riet ten koste gaat van de broedgelegenheid van rietvogels. Dat heeft ze opgevangen met een compensatiegebied, een stukje land van 300 m² waar wat riet is aangepland en waar alle Kleine Karekieten worden geacht te gaan broeden. In de vijver huizen nu slechts Meerkoeten en Wilde eenden, waarvan alleen de eerste zich succesvol voortplanten. Wat zich in Baarn binnen de bebouwde kom op kleine schaal afspeelt, zien we in natuurgebieden op een grotere schaal temg. Door intensief beheer beïnvloedt de mens de natuur ingrijpend, vaak zonder daar stil bij te staan. Mensen kiezen welk landschap zij graag willen en voeren zonder pardon de gewenste maatregelen door. De effecten van hun ingrepen op bestaande natuur worden achteloos terzijde geschoven. In deze Takkeling staan twee verhalen waarin verregaande effecten van natuurbeheer worden beschreven: de teloorgang van de moerasvogelbevolking (meer in het bijzonder: de kiekendieven) in De Weerribben, en de hongersnood onder Buizerds als gevolg van ‘natuurherstel’ langs de Vledder Aa in Drenthe.