Met de speciale bedoeling Slechtvalken te zien jagen, spendeerde ik in februari 2009 drie weken aan de kust van Noord-Friesland. Vanaf de zeedijk bij de Paezemerlanden waren het wad en de aangrenzende kwelder goed te overzien en er huisde hier een volwassen wijfjesvalk. Meestal zat ze op een rijshoutpaaltje een paar honderd meter uit de kust of, bij winderig weer, op de teen van de lage dijk. Dan was alleen haar kop te zien boven het gras. Vanuit de geparkeerde auto hield ik haar onafgebroken in de kijker en het kon uren duren voor ze eindelijk iets ging doen. Eens maakte ze een zeer lange vlucht om een andere valk te verjagen, maar ze tolereerde een volwassen mannetje dat nu en dan ook op het toneel verscheen. De meest interessante jachtvluchten die ik van begin tot eind kon volgen waren gericht op Zwarte Kraaien. Op drie ochtenden, tussen 8.45 en 10.00 uur, verliet de valk haar rustplaats en klom met snelle vleugelslagen tegen de harde wind in, totdat ze hoog boven het wad omdraaide en landwaarts een eenzame kraai achtervolgde. De eerste kraai dook op het laatste moment met aangelegde vleugels omlaag en verdween in kwelderruigte. Na enkele vergeefse pogingen de prooi alsnog uit de dekking te drijven, ging de valk in de nabijheid op een hekpaal zitten en vloog even later weg. In de tweede lange jachtvlucht, die op dezelfde manier begon, zocht de kraai tenslotte veiligheid in geboomte bij een boerderij in de polder. In het derde geval wist de achtervolgde kraai zes of zeven heftige stoten, op steeds lager niveau, te ontwijken totdat de valk haar aanval opgaf.