In de vorige Takkeling vermeldde ik het onderzoeksrapport dat in opdracht van Vogelbescherming Nederland is opgesteld over de roofvogel- en uilenshows en hun effect op de handel in deze vogels en het houden ervan door particulieren. Het rapport is klaar en gepresenteerd. En inderdaad, het valt niet mee. Het houden van roofvogels, het afgeven van vergunningen, het aantal shows, het aantal ontsnappingen: allemaal de laatste tien jaar geëxplodeerd. Vraag creëert aanbod, maar het omgekeerde werkt evenzeer. En als dan de wettelijke mogelijkheden worden verruimd, bind je de kat op het spek. Dat roofvogels en uilen daar niet op zitten te wachten, moge duidelijk zijn. De veel gehoorde gemeenplaats, dat de shows in ieder geval de mensen liefde voor roofvogels bijbrengen en de kennis van roofvogels en uilen vergroten, is slechts zijdelings getoetst met een te kleine steekproef (drie bezochte shows) die geen systematische opzet had. Van educatie was bij de shows niet of nauwelijks sprake; informatie ontbrak of was – waar dat wel werd gegeven – vaak rudimentair of onjuist. Dit rapport had een mooie gelegenheid kunnen zijn om het circus van de shows systematisch onder de loep te nemen vanuit het broodje aap van educatie dat door Jan en alleman wordt aangevoerd om shows te vergoelijken. Helaas, drie shows bezoeken zonder een goed doordachte checklist is onvoldoende. Sowieso blijft het rapport in een aantal opzichten in gebreke: het is veeleer de uitwerking van een enquête (waarbij altijd de vraag speelt: in hoeverre zijn de antwoordgevers representatief cq. terzake kundig?) en rondshoppen op het internet, dan een grondige studie. Opmerkelijk is de afwezigheid van wetenschappelijke literatuur; de enige peer-reviewde studie die wordt genoemd, van Rutz et al. in Studies in Avian Biology, is bovendien een secundaire bron voor wat betreft het aangehaalde feit. Wie iets wil zeggen over het gevaar van hybride valken in het wild, kan bovendien niet afgaan op anekdotes, maar zal zich in de primaire literatuur moeten verdiepen.