Uit bovenstaand staatje is te zien dat een flink aantal terugmeldingen uit landen ten noorden en noordoosten van de ringplaats komen. Dit verschijnsel werd reeds genoemd in 1965 in het ringverslag van het Vogeltrekstation te Arnhem. Hierin schreven de heren Perdeck en Speek : “De Kuifeend is nu een regelmatige broedvogel in ons land en nestjongen van deze soort werden nu in grotere aantallen geringd door de medewerkers van het ringstation “het Paradijsveld” in de A. W. duinen. Hieruit kwamen twee mooie voorbeelden van “abmigration“, dat is het meeslepen van individuen uit een bepaald broedgebied naar een geheel ander gebied door de daar broedende vogels, n. 1. terugmeldingen uit Finland en de U.S.S.R.” Inmiddels zijn deze twee voorbeelden uitgegroeid tot 23 terugmeldingen, uit Polen, Zweden, Finland en de U. S. S. R. Niet minder dan 10 terugmeldingen hiervan werden teruggemeld uit de broedtijd, n. 1. uit mei. Hieruit blijkt dat de in de A. W. duinen geboren kuifeendpulli één of meer winters na hun geboorte in hun overwinteringsgebied in kontakt gekomen zijn met overwinteraars uit noordelijke- en noordoostelijke landen. In het voorjaar zijn ze samen met deze vogels teruggevlogen naar hun broedgebieden. Het merendeel van deze meevliegers zal ook in die landen gebroed hebben. Voor een aantal jaren is het terugmelfiingspercentage berekend. Van een aantal Kuifeenden die geringd werden in de zeventigerjaren zullen nog wel enige terugmeldingen komen, zodat hierdoor ook het terugmeldingspercentage nog wel iets zal stijgen.