Dit rapport geeft een overzicht van de vogels op de strandvlakte en de Zuidpier te IJmuiden in de periode 1978 t/m 1986. Dit bekende vogelkijkpunt ontstond toen in 1967 de pieren twee kilometer werden verlengd waardoor er aanzanding plaats vond ten zuiden van de Zuidpier. Op de ontstane strandvlakte (van circa 80 ha.) vindt primaire duinvorming plaats en groeien allerlei aan dit milieu gebonden plantensoorten (hoofdstuk 2). Dit rapport is gebaseerd op gegevens van de vogelaars die dit gebied bezochten en hun gegevens in het logboek schreven (hoofdstuk 3). Deze gegevens werden tot figuren verwerkt waaruit het voorkomen in de loop van het jaar duidelijk wordt. Er wordt een gemiddelde en een maximum per maand gegeven en een indicatie van de aantallen langstrekkers per maand. In hoofdstuk 4 volgen de soortbeschrijvingen waarbij vooral de watervogels veel aandacht krijgen. Er zijn in de besproken periode 228 soorten waargenomen, waarvan enkele voor het eerst in Nederland (Harlekijneend, Kleine Kokmeeuw, Brilgrasmus). Het 5 bij 5 kilometer-blok waarin de Zuidpier gelegen is, behoort qua aantal waargenomen vogelsoorten tot de top 20 van Nederland (SOVON 1987). Enkele soorten zijn kenmerkend voor het biotoop van de strandvlakte en de Zuidpier. Dit zijn, met tussen haakjes het gemiddeld maandmaximum en absoluut maximum en de maand dat er gemiddeld de meeste vogels aanwezig zijn, de volgende soorten: Roodkeelduiker (4, 20, januari en december), Fuut (650, 5000, januari), Aalscholver (32, 250, januari), Kuifeend (55, 400, januari), Toppereend (48, 300, februari), Eider (106, 300, september t/m maart), Zwarte Zeeëend (109, 810, januari), Middelste Zaagbek (77, 220, januari t/m maart), Grote Zaagbek (62, 300, januari), Scholekster (94, 400, maart), Bontbekplevier (34, 120, september), Kanoetstrandloper 28,230, mei), Drieteenstrandloper (256, 500, januari t/m maart), Paarse Strandloper (61, 80, maart), Bonte Strandloper (100, 325, maart), Steenloper (106, 225, november), Kokmeeuw (1450, 2950, januari), Stormmeeuw (610, 1500, december), Kleine Mantelmeeuw (633, 1600, september), Zilvermeeuw (1560, 5200, januari), Grote Mantelmeeuw (410, 1500, december), Drieteenmeeuw (172, 1000, november). Grote Stern (217, 850, augustus), Visdief (327, 1208, mei), Oeverpieper (23, 50, oktober), Frater (75, 175, januari) en de Sneeuwgors (18, 94, januari). Het hele jaar door wordt de strandvlakte gebruikt als rust- en voedselgebied. Er zijn slechts enkele soorten die op de strandvlakte tot broeden komen; Kleine Plevier, Bontbekplevier, Strandplevier, Kuifleeuwerik, Veldleeuwerik, Witte Kwikstaart en Graspieper. Bij vermindering van verstoring in het broedseizoen zou het belang van het gebied als broedgebied toenemen. Doordat de pier ver in zee steekt is de pier een oriëntatiepunt voor over zee trekkende vogels. Naast het belang voor vogels (als rust-, voedsel-, en broedgebied) is het gebied vooral van belang als recreatiegebied voor natuur- en vogelliefhebbers; dit door de ligging van een dergelijk biotoop bij de Randstad en het feit dat er relatief veel en ook zeldzamere soorten vogels verblijven. Tot slot worden in het rapport aanbevelingen gedaan om, wanneer de plannen van de Gemeente Velsen door gaan om de strandvlakte voor een groot deel in te richten voor intensieve recreatie, te komen tot een voor de natuur minst ongunstige inrichting. Bij het aan te leggen binnenmeer zou een zonering van druk tot rustig kunnen betekenen dat in het rustige deel ruimte over blijft voor vogels. Het natuurmeer kan ingericht worden voor natuurecreatie o.a. door de aanleg van observatieplaatsen en eilandjes waar vogels tot broeden kunnen komen. LEESWIJZER Degenen die een snel een beeld willen krijgen van de betekenis van de Zuidpier voor vogels en de gevolgen van de recreatieve inrichting wordt aangeraden de hoofdstukken 5 en 6 door te lezen. In het laatste hoofdstuk worden tevens suggesties gedaan voor beheers- en inrichtingsmaatregelen. Zij die willen weten welke vogelsoorten op en rond de Zuidpier zijn waargenomen, in welke aantallen en wanneer dienen in ieder geval hoofdstuk 4 door te nemen.