In de Grote IJpolders en de Spieringhornerbinnenpolder en later ook in een groot deel van de Houtrakpolder werden vanaf het eind van de vijftiger jaren tot in de jaren zeventig honderden hectaren agrarisch land met zand opgespoten. Een belangrijk deel van het benodigde zand werd verkregen uit nieuw gegraven havens en de verbreding van het Noordzeekanaal. Dit alles met de bedoeling hier een uitgebreid haven- en industriegebied te creëren, het Westelijke Havengebied van Amsterdam. Door allerlei oorzaken kon het hoge tempo van de grondwerken echter niet door de beoogde vestiging van bedrijven bijgehouden worden. Daardoor zijn er ook nu nog grote oppervlakten van de opgespoten velden ongebruikt voor de economische doelen en deels aan natuurlijke ontwikkelingen overgelaten. Er zijn weinig gebieden in ons land, waar zulke grote oppervlakten zich over zulke lange perioden konden ontwikkelen van kaal drijfzand tot de loofbosjes die wij er nu aantreffen. Uiteraard had deze metamorfose ook een ingrijpende invloed op de fauna.