Voor de zangvogels kon een totaal aantal territoria vastgesteld worden van 870, dus 470 territoria per 100 ha. Dit is ongeveer 15% toename ten opzichte van de 405 territoria per 100 ha in 1988 (van der Valk 1988). De Winterkoning en de Grasmus gaven de grootste toename te zien namelijk respectievelijk 100% en 30%, Soorten die ook toenamen waren Heggemus, Braamsluiper en Rietgors. Ongeveer gelijk bleven Nachtegaal, Boompieper, Merel, Bosrietzanger, Kleine Karekiet, Tjiftjaf, Fitis en Koolmees. Het aandeel van grote grondbroeders in het totale broedbestand bleef onveranderlijk laag. De predatiedruk bleef ongeveer gelijk aan vorig jaar, afgemeten aan de predatie op de Knobbelzwaan (1% kans in 1988 en 2% in 1989 op het uitkomen van de legsels). Bij de eendachtigen nam het aantal tomen Wilde Kenden met pul1i weer toe ten opzichte van de vorige jaren. Het broedsucces lijkt dus weer wat toe te nemen. Bij de Kuifeend verdubbelde het aantal tomen ongeveer, maar het aantal pulli nam niet veel toe. De overige eendensoorten brachten er geen jongen voort. Het totale aantal pulli van watervogels (eenden, koeten, fuutachtigen) bedroeg + 250, vergeleken met + 190 in 1988, 65-70 in 1987 en 140-160 in 1986. Kokmeeuw en Zilvermeeuw kwamen niet als broedvogel in het terrein terug. Van de Stormmeeuw had één paar een territorium, echter zonder broedsucces. Van de Scholekster waren nog 3-5 territoriale paren aanwezig, (maximum in 1978 22 territoria, Walters 1986a). Het broedsucces was echter nihil. Op de drogere delen van de geul 18 poelen kwamen twee Kieviten tot broeden. Beide legsels raakten verloren door predatie (1x) en predatie c.q. waterpei1verhoging (ook 1x).