In 1984 werden de volgende activiteiten voor het ringen van vogels ontplooid. In het broedseizoen werden tijdens het roofvogel- en uilenonderzoek de meeste pulli van Torenvalk, Boomvalk, Bosuil en Ransuil geringd. Tevens werden toen enige adulte Bosuilen in de nestkasten geringd. In het kader van een gericht onderzoek aan kraaiachtigen, werden zo’n 190 pulli van Ekster, Kauw en Zwarte Kraai geringd. Velen werden ook voorzien van kleurringen voor het onderzoek van Gert Bayens, de biologe van de subsector Oecologie van Gemeentevaterleidingen. Van een aantal zangvogelsoorten werden ook enige tientallen pulli geringd.