Na het natte najaar van 1957 was deze winter de waterstand in het Meer hoog. Daarbij kwam nog de grote hoeveelheid sneeuw in februari en maart 1958. Toen deze gesmolten was, stond het water bijna tot de weg. De Groene strook en de zandbank waren geheel onder water en bleven dat, ook gedurende de gehele zomer. Pas half juni begon de vegetatie van de Groene Strook boven water uit te groeien. Een groot gedeelte van de oevers waren begroeid met een ruige biezenvegetatie. Alleen aan de oever in het zuidwesten was nog een zandig strand, waar de pleviertjes huisden en de steltlopers bij voorkeur neerstreken. Pas eind juni zakte het water iets, maar het peil bleef ver boven normaal.