In dit tweede deel over de Kokmeeuwen rond Haren wil ik enkele aanvullingen geven van waarnemingen die bij het schrijven van het eerste deel (Hulscher, 1983) nog niet waren uitgewerkt. Een gevolg hiervan is dat bij de bespreking van de resultaten enige herhaling van de problematiek, behandeld in het eerste deel, onvermijdelijk is. De waarnemingen betreffen tellingen van oude en jonge Kokmeeuwen in drie habitats in de omgeving van Haren uit de periode 1980 t/m 1983. Hoewel de waarnemingen niet altijd systematisch zijn verzameld, geven zij over een aantal jaren samen wel een betrouwbaar beeld van het algemeen verspreidingspatroon van oude en jonge Kokmeeuwen rondom Haren. De tellingen werden gehouden in 1) de bebouwde kern van Haren, voornamelijk in het Boeremapark, maar ook bij de huizen waar gevoerd werd, 2) plantsoenen, sportvelden en weilandjes binnen de bebouwde kom, 3) weilanden buiten het dorp, begrensd door de zuidrand van de stad Groningen, de Onnerpolder, Glimmen en de autosnelweg Assen-Groningen (A 28).