Op donderdag 21 oktober 1976 zag ik om ca 17.00 uur vanaf het balkon van Gorechtstraat 13 in Haren een vogel die ik niet thuis kon brengen. Het was die dag ca 12 °C, met zw 3 en 100% bewolking. De raadselvogel was een bruinige vogel die qua grootte nog het meeste weg had van een koekoek, vanwege zijn lange staart en lange smalle vleugels. Een koekoek was het echter met zekerheid niet, want op beide vleugels, onder en boven, waren ongeveer halverwege witte ruitvormige vleugelvlekken aanwezig. Deze vleugelvlekken waren evenwijdig aan de loop van de handpennen, dus dwars op de vleugel. De vogel vloog in wijde bogen rond, boven de grote tuin van onze achterbuurman. De vlucht was sierlijk, zoals van een boomvalk, hoewel de vogel verder niet aan een roofvogel deed denken.