In het najaar van 1989 hebben we in een kleigraslandgebied bij Appingedam gekeken naar de aantallen pleisterende aantallen pleisterende vogels. De hiervoor uitgevoerde tellingen sluiten aan bij eerder onderzoek in de Onner- en Oostpolder, een veenweidegebied bij Haren (Van 't Hoff 1989). Naast een algemeen beeld omtrent aantallen en doortrekverloop hebben de tellingen voor enkele soorten ook enige indicaties opgeleverd van verschillen tussen klei en veen. In dit artikel worden de belangrijkste bevindingen gepresenteerd.