Het Hogelend onderscheidt zich van de rest van het Groninger akkerbouwgebied door een wijd vertakt stelsel van watergangen en min of meer droogstaande slootjes. De bermen en taluds van (verharde) wegen zijn doorgaans begroeid met kruidenrijke en grazige vegetaties. Ten opzichte van de andere akkerregio’s kan de verspreide ligging van boerderijen met een zware erfbeplanting en de ligging dichtbij de Waddenzee opvallend worden genoemd. Bovenstaande kenmerken zijn sterk van invloed op de samenstelling van de broedvogelbevolking in dit deel van de provincie. Met name de groep van water- en rietsoorten is in het Hogeland ten opzichte van de rest van het Groninger, akkergebied (significant) talrijker (Van Scharenburg et al. 1990). Van de hier besproken groep komen kleine karekiet, bosrietzanger en rietgors in gemiddeld hogere dichtheden in het Hogeland voor dan in de rest van het akkerbouwgebied. Het voorkomen van blauwborst en rietzanger in het akkerbouwgebied beperkt zich met name tot de verruigde slootjes van het Hogeland.