1991
De Onner- en Oostpolder bij Haren
Publication
Publication
De Grauwe Gors , Volume 19 - Issue 3 p. 6- 10
De Onner- en Oostpolder zijn twee aaneengesloten polders gelegen ten oosten van de Hondsrug in de gemeente Haren. In feite vormen ze een geheel en we zullen het verderop kortweg over de Opolders hebben. Aan de westzijde loopt de hoger gelegen Hondsrug, waarop de dorpen Onnen en Noordlaren zijn gelegen. In deze dorpen en langs de weg die er doorheen loopt in de richting van Haren is vrijwel alle bebouwing gekoncentreerd. In de polders staat slechts een enkele boerderij. De meest markante bebouwing bestaan uit het waterleidingbedrijf midden in de Onnerpolder, de molen langs de Hunze en een paar woningen langs de Osdijk. De polders zijn door het vrijwel ontbreken van bebouwing en geboomte erg open. Hier en daar is er echter opgaand geboomte in de vorm van moerasbosjes. Deze bosjes groeien op plaatsen waar vroeger door vervening petgaten zijn ontstaan. Zulke petgaten waren in de Opolders meestal een paar honderd meter lang en tot enkele tientallen meters breed. Het grootste complex ligt aan de Osdijk in de Oostpolder. De vervening heeft in de Opolders niet op zo’n uitgebreide schaal plaatsgevonden als langs de westelijke kant van de Hondsrug, waar het Paterswoldsemeer door vervening is ontstaan. In deel 2 van het boek ‘Wilde Planten’ (Westhof e.a., 1971) is een goed overzicht te vinden over de systematische opzet van een vervening. Het veen werd afgegraven en uitgebaggerd in langgerekte sleuven, die tot enkele tientallen meters breed konden zijn, de zogenaamde petgaten. Petgaten worden elders in de provincie Groningen ook wel kortweg petten genoemd, zoals terug te vinden in de namen ‘Tolberter Petten’ en ‘Lettelberter Petten’ in het Westerkwartier. Tussen de petgaten werd een smalle strook grond uitgespaard, meestal legakker genoemd, die werd benut om het veen (turf) te laten drogen. Deze legakkers hadden ook nog een ander doel. In de petgaten groeit, mits het water niet te onrustig is, van nature een grote hoeveelheid waterplanten. Dergelijke dichte velden met waterplanten, waarvan de Krabbescheer een karakteristieke vertegenwoordiger is, kunnen een petgat geheel overgroeien, waarna zich meer en meer landplanten opdringen. Zo kan een petgat in enkele tientallen jaren dichtgroeien. Dit proces wordt aangeduid met verlanding. Na de waterplanten verschijnen er allerlei grasachtige planten, zoals zeggesoorten.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| De Grauwe Gors | |
| CC BY-NC 3.0 NL ("Naamsvermelding-NietCommercieel") | |
| Organisation | Avifauna Groningen |
|
Egbert Boekema. (1991). De Onner- en Oostpolder bij Haren. De Grauwe Gors, 19(3), 6–10. |
|