Sinds 1979 wordt er door leden van de vereniging Avifauna Groningen onderzoek gedaan naar Knobbelzwanen in de provincie Groningen. Aanvankelijk werden vooral vogels geringd in strenge winters om de herkomst van de zwanen te achterhalen. Vanaf 1984 is ook de broedbiologie onderzocht en is er sprake van een actieve zwanenwerkgroep. Geleidelijk aan is het onderzoek zover uitgebreid dat inmiddels veel bekend is over de jaarcyclus en de ontwikkelingen van de zwanenpopulatie van Groningen. Daarbij worden zwanen zelfs totbuiten onze landsgrenzen gevolgd. Dit artikel belicht enkele aspecten van de broedbiologie van de Knobbelzwaan. Het is het resultaat van ontelbare uren enthousiast veldwerk van een grote groep Groninger zwanefanaten. De basis van het zwanenondetzoek wordt gevormd door de Knobbelzwanen die in de provincie Groningen broeden. Jaarlijks worden ongeveer 200 paren vastgesteld waarvan er zo’n 150 daadwerkelijk tot broeden komen. Een verspreidingskaartje van 1986 (figuur 1) illustreert dat de zwanen vooral in de graslandgebieden tevinden zijn en minder in de akkerbouwgebieden (resp. 0,4 en 0,07 paar/km2). Vooral ten noorden en ten westen van de stad Groningen is de dichtheid groot. Deze gebieden lenen zich dan ook goed voor gedetailleerder onderzoek naar bijvoorbeeld de broedbiologie en de rui. Als de winter niet te streng is, blijven de broedparen zoveel mogelijk in hun territorium.