Het vierde nummer van het tijdschrift Drentse vogels (1991) bevat een aardig artikel over het voedsel van de Klapekster Lanius excubitor, waarin de auteur Willem van Manen terloops opmerkt dat de wetenschappelijke naam van deze klauwier ”wachtende slager” betekent. Ik ben een achterdochtig wezen en daarom heb ik het nagezocht in het Beknopt Latijns-Nederlands Woordenboek (12e druk, 1970) door Muller en Renkema, en Van Manen heeft gelijk: de Klapekster heet in het Latijn wachtende slager. “Lanius” is vleeshouwer, maar waarom “excubitor”, waarom wacht hij? Zelf bedenken leek me moeilijk en daarom ging ik te rade bij de Amerikaan John K. Terres, oud-hoofdredacteur van Audubon Magazine en geheel alleen verantwoordelijk voor de 1110 groot formaat bladzijden van The Audubon Society Encyclopedia of North American Birds (4e editie, 6e druk, 1987), die op bladzijde 821 vermeldt dat de Latijnse naam is gegeven door Linnaeus, die wilde suggereren dat het gekrijs van de Klapekster kleine vogels waarschuwt voor de aanwezigheid van een roofvogel. Terres gaat dus uit van een iets andere vertaling van het Latijn; waakzame slager – “watchful butcher”.