In de ons omliggende landen zit het aantal broedparen van de Grote Mantelmeeuw Larus marinus duidelijk in de lift. Zowel vanuit het zuiden als het noorden wordt melding gemaakt van een forse toename van deze Goliath onder de meeuwen. Het was dan ook niet echt verwonderlijk dat deze soort in 1993 voor het eerst als broedvogel kon worden vastgesteld in Nederland. Het was opvallend dat dit broedgeval in Zeeland plaats vond en wel op de Middelplaten, Veerse Meer (Vercruijsse & Spaans 1994). In 1994 werden er op dezefde locatie in Zeeland vijf broedparen vastgesteld. In tegenstelling tot het geval uit 1993 wisten diverse paren jongen groot te brengen. In 1995 was de broedplek verlaten, maar er doken wel twee broedparen op in de Krammer Volkerak (P.L. Meininger, pers. med.). Gezien de ontwikkelingen in het Deense en Duitse Waddengebied lag het voor de hand dat vestiging in het Nederlandse deel een kwestie van tijd zou zijn. Het eerste broedgeval van de Grote Mantel vond in 1985 op het nabijgelegen Memmert plaats. Dit spaarzaam begroeide eilandje net onder Borkum was ook in latere jaren het toneel van broedpogingen in het Duitse Waddengebied. Vreemd genoeg werd het oostelijke Waddengebied later gekoloniseerd (1988 in Sleswig Holstein en 1991 in Denemarken, Pleet et al. 1994).