De Kwartelkoning geldt als één van de Groningse specialiteiten onder de Nederlandse broedvogels. Pas in de jaren zeventig kwam het uitgebreide voorkomen van deze soort in de grootschalige akkerbouwgebieden van het Oldambt aan het licht (van Eerden 1983, Voslamber 1989). Inventarisaties in de eerste helft van de jaren tachtig, toen het gebied voor het eerst in z’n geheel werd onderzocht, leverden 160-170 territoria op (Voslamber 1989). Voor die tijd een ongekend aantal, want de stand in het toen bekende Nederlandse bolwerk, het rivierengebied, was op dat moment al dramatisch afgenomen tot minder dan 100 territoria (van den Bergh in SOVON 1987). Ook in het Oldambt is het de Kwartelkoning sinds 1984 echter niet voor de wind gegaan. In de periode 1984-92 nam het aantal jaarlijks met 24% af en in 1992 werden nog maar 14 territoria vastgesteld (Koffijberg 1993). In 1993 en 1994 werden geen inventarisaties uitgevoerd en werden hier en daar slechts enkele (< 5) roepende vogels gehoord. In 1995 werd opnieuw een deel van het gebied onderzocht en werden 26 territoria gevonden (Jonker 1996). Een nieuwe opleving? Om dat te onderzoeken is vanaf 1996 opnieuw het hele Oldambt in de nachtelijke uren doorkruist, wat vooral in 1997 opnieuw verrassingen opleverde. In dit artikel een korte presentatie van de inventarisatie-resultaten in 1996-97.