Van oudsher is de Kramsvogel in Groningen een onregelmatige en zeldzame broedvogel. In de periode 1979-1995 broedt hij echter jaarlijks (maar nog steeds in zeer klein aantal) in onze provincie, met een concentratie in het Zuidelijk Westerkwartier. Vanaf 1996 lijkt hij teruggevallen in zijn oude status. Zijn optreden als jaarlijkse broedvogel blijkt niet meer dan een ogenblik in de wind (vrij naar André Brink 1978). De bestandsontwikkeling in Groningen volgt hiermee de landelijke trend. We kennen de Kramsvogel vooral als wintergast. In grote getale struint de soort ’s winters de graslanden in het hele land af op zoek naar voedsel. Een vlucht Kramsvogels is onmiskenbaar door de typische golvende ‘lijstervlucht’ en het scherpe ‘tsjak’ dat de vogels veelvuldig laten horen. Als broedvogel is de Kramsvogel in onze contreien minder bekend. Het ononderbroken broedareaal van de soort strekt zich uit van de Noordkaap in het noorden tot in de Alpen en Roemenië in het zuiden en van oostelijk België en Frankrijk in het westen tot in Centraal Siberië in het oosten (Cramp 1988, Hagemeijer & Blair 1997). De afgelopen eeuw breidde de soort zich in westelijke richting uit en kreeg ook in West-Europa vaste grond onder de voeten. Typerend is dat hij zowel solitair als in kolonies broedt. In kolonies vormt hij dichtheden tot enige tientallen broedparen per kolonie. Als solitair broedt de Kramsvogel tamelijk onopvallend en wordt nog wel eens over het hoofd gezien. In kolonies staat hij bekend om zijn agressieve gedrag jegens predatoren en is het broeden van de soort mede door zijn luidruchtigheid makkelijk vast te stellen.