Ik ben niet zo’n teller, nooit geweest. Op school zag ik mij al vroeg genoodzaakt alle vakken met cijfers te laten vallen en ook later is het niet meer goed gekomen. Ik sta regelmatig in het veld en richt mijn verrekijker op een groep vogels. Meestal roep ik dan iets tegen m’n metgezellen, “een vlucht Regenwulpen!” bijvoorbeeld. Steevast hoor ik dan iemand naast mij een getal brommen, “zeventien” of “twee-en-dertig” of iets anders, naargelang het aantal vogels uiteraard. Mijn maten zijn altijd een stap verder dan ik, wat wel eens frustrerend is. Ik had dan ook mijn gerede twijfels toen ik enkele jaren geleden werd gevraagd een Noordkusttelling te gaan doen, maar ik was door mijn smoezen heen en dus bevond ik mij op een redelijk zonnige morgen in gezelschap van een groep ervaren tellers op het tegelpad naast het Zielhoes in Noordpolderzijl. “De wind staat verkeerd” probeerde ik nog zwakjes maar er was geen ontkomen aan, ik werd toegevoegd aan Petrus (nee, ik ging niet dood van angst, mijn medeteller heette zo) en we kregen de opdracht een stuk kwelder bij de haven te tellen.