Het gaat niet goed met de Scholekster Haematopus ostralegus in Nederland. Het aantal overwinterende vogels in de Waddenzee is de afgelopen jaren sterk afgenomen als gevolg van de schelpdiervisserij (Ens et al. 2003). Een groot deel van de Nederlandse broedvogels brengt de winter door op de Wadden. Het kan haast niet anders dan dat de afgenomen winterpopulatie zijn weerslag heeft op de aantallen broedvogels. In Groningen is het aantal Scholeksters sinds 1987, zowel op gras- als bouwland, met 30-40% afgenomen (van Scharenburg & van ’t Hoff 2003). De ontwikkelingen in de Waddenzee zullen niet de enige oorzaak zijn van de aantalsafname. Naast oorzaken in het overwinteringsgebied spelen ook oorzaken in het broedgebied een rol, waarbij onder andere te wijzen valt op verminderde reproductie ten gevolge van een intensievere agrarische bedrijfsvoering (Hulscher & Verhuist 2003). Veel binnenlandse Scholeksters broeden in graslandgebieden. Deze gebieden kunnen worden onderverdeeld in een drietal typen: intensief agrarisch gebruikt land, beheersgebied en reservaten. Het grootste deel van het land bestaat uit intensief agrarisch gebied. De aantallen weidevogels in dit gebied gaan sterk achteruit (Hulscher & Verhulst 2003, Teunissen 2004). Op percelen met beheersovereenkomsten passen de boeren het beheer aan het vóórkomen van weidevogels aan. Recent onderzoek heeft laten zien dat dit aangepaste beheer geen effect heeft op het aantal Scholeksters (Willems et al. 2004) maar hoe zit het in de reservaatsgebieden? In de Onner- en Oostpolder, een weidegebied van ongeveer 16 vierkante kilometer tussen Groningen en het Zuidlaardermeer, is gekeken naar de aantallen en verspreiding van Scholeksters. In dit poldercomplex is de oppervlakte reservaatsgebied sterk toegenomen. Heeft het gevolgde beheer gevolgen gehad voor de aantallen en verspreiding van de Scholekster?