Wie kent ze niet, de snelle vliegers die vanaf eind april gierend het luchtruim boven steden en dorpen doorklieven. Gierzwaluwen Apus apus zijn volledig aangepast aan een leven in de lucht en komen vrijwel alleen naar beneden om te broeden. Ze broedden oorspronkelijk in natuurlijke holten in rotsen en bomen maar geleidelijk aan zijn ze medebewoner van menselijke bebouwing geworden. In Europa zijn dat vooral gebouwen met veel kieren en spleten, zoals oude kerken en huizen met ouderwetse pannen- of mansardedaken en dakkapellen (SOVON 2002). Tegenwoordig hebben de Gierzwaluwen daarmee een probleem. Met sloop en renovatie verdwijnt veel broedgelegenheid, waardoor de aantallen afnemen. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw worden dan ook steeds meer activiteiten ondernomen om de broedplaatsen van de Gierzwaluw te beschermen en nieuwe nestplaatsen te creëren (Voous 1974, van der Weijden 1974, van Dijk 1993, Lindenboom 2002). Ook onderzoek naar het vlieggedrag en het tellen van de aantallen kwamen daarna in zwang (Berghuis et al. 1987, van der Kolk 1989, Jalving 1994),

De Grauwe Gors

CC BY-NC 3.0 NL ("Naamsvermelding-NietCommercieel")

Avifauna Groningen

Andries Berghuis, & Kees van Scharenburg. (2004). Gierzwaluwen: echte mooiweervogels. Aantalsverloop en broedsucces van drie broedkolonies in Noord- en Zuidhorn (Groningen). De Grauwe Gors, 32(4), 161–167.