Het had een paar dagen flink hard uit het noordoosten gewaaid en plots was het stilgevallen: zo’n dag was het. We trokken de auto’s stil op de sluis van Zoutkamp, bekropen het dijkje, en geen zuchtje wind, werkelijk niets. Een hoop zon, ongekend voor de tijd van het jaar, en ver weg in een boom zat een Havik. Mooie dag zeiden we bij herhaling tegen elkaar en zo was het ook, de vogels vertoonden een opmerkelijke levendigheid, het zicht was goed, het licht kon niet beter en uiteindelijk leverde dat ons twee keer een Zeearend, een Kleine Alk en een Grauwe Franjepoot op. Maar niet zonder meer, ook dat moet gezegd. Wat er bijvoorbeeld aan ons groepje ontbrak was de voorzegger. Gewoonlijk kent een excursie minstens één, soms meerdere voorzeggers. Zij zien meer vogels dan een normaal mens, zij horen geluiden die een ander ontgaan, zij laten zo rap namen vallen dat vogels ontdekken een fluitje van een cent wordt. In onze excursiegroep nu, zo stelden wij op zeker moment onder elkaar vast, ontbrak het aan een grote ontdekker.