Op 29 juni 1997 was ik libellen aan het kijken bij het Maarnse gat (Amersfoortcoördinaten: 152-452). Aan de noordoostkant van de plas joeg ik een libel op die 75 meter verder weer op de grond ging zitten. Gelukkig vond ik het dier kort daarna terug en kon haar observeren en fotograferen. Het vermoeden rees dat het een Zuidelijke keizerlibel (Anax parthenope) betrof. Deze gedachte werd gevoed door een recente waarneming bij Culemborg, waar mogelijk twee mannetjes van deze soort werden gezien (mond. med. A. van Berkel). Aan de hand van de beschijving, de foto’s en aanvullende waarnemingen op 3 en 4 juli door enkele andere waarnemers werd de libel eenduidig als A. parthenope gedetermineerd. Omdat de Zuidelijke keizerlibel op de Grote keizerlibel kan lijken en beide soorten nogal variabel kunnen zijn (Edelaar, 1997) en bovendien verwarring met de Zadellibel (Hemianax ephippiger) mogelijk is, was het belangrijk zoveel mogelijk kenmerken op een rijtje te zetten. Het gezicht was zeer licht, groenig wit gekleurd, de ogen groen- tot grijsbruin. Het borststuk was vrij egaal grijs- tot violetbruin. Opvallend was het helblauwe zadel dat contrasteerde met de rest van het achterlijf. Op de foto is de gele ring aan de voorzijde van segment 2 zichtbaar. Het eerste segment was grijsbruin, het tweede segment en basis derde segment waren helblauw, de lichte delen van de overige segmenten donker grijsbruin. De vleugels waren licht berookt van driehoek T tot het pterostigma. Het dier ging regelmatig op de grond zitten. In vergelijking met een in de buurt vliegend mannetje Grote keizerlibel was de Zuidelijke keizerlibel duidelijk kleiner en het achterlijf werd in vlucht rechter gehouden. Doordat het territoriaal gedrag vertoonde en geregeld interfereerde met een mannetje A. imperator was de waargenomen libel eveneens een mannetje.